Ik hoor de voordeur toegaan. Simon en Frances wandelen/buggy-en naar het Elisabethpark, ik neem voor de zekerheid de bus. De bevalling is nog niet zo lang geleden en ik weet niet zeker of een dik kwartier heen én daarna terug stappen fysiek zo’n strak plan is. Langzaam opbouwen, zei de vroedvrouw. Niet alleen de bodem van mijn lichaam moet weer helemaal aansterken, ook die onder mijn voeten was ik precies even kwijt. Op de best mogelijke manier, maar toch.
Spontaan begin ik wat spullen bij elkaar te rapen – een extra mutsje, haar groene dekentje met witte wolken, tiens, de oplader van onze camera zit nog in mijn tas – tot ik besef dat ik zo ongeveer voor het eerst in 14 dagen alleen ben. Echt alleen. Beetje onwerkelijk. Dat ik bovendien een jeans aan heb (een heel stretchy exemplaar) die voor Echte Broek kan doorgaan is helemaal trippen. Goed bezig, lichaam. Ik begin je langzaamaan weer te herkennen, een paar nieuwe features daar gelaten.
Ook aan de bushalte is het even aanpassen. Ik heb hier tijdens mijn laatste trimester vaak staan wachten, met mijn kolkende buik. Ik kan weer een pak vrijer bewegen, maar ik hoop nog steeds op een zitplaatsje. Het ruikt hier ENORM naar uitlaatgassen. Het wordt al een beetje donker. Ik denk aan roekeloze auto’s en de buggy en probeer de doembeelden uit mijn hoofd te bannen. Niemand op deze bus weet dat dit mijn eerste solo-tripje is. Ik ontspan mijn schouders.
Ze doet het zo goed. Ze kan luid krijsen, maar net zo goed komt dat smoeltje op twee seconden weer helemaal tot rust, eens we uitgevogeld hebben wat ze nodig heeft. Ze kan heerlijk rustig op een arm liggen soezen, high on milk, met wegdraaiende ogen. Ze snapt dat het verversen achter de rug is zodra de tweede pamperplakker vast zit. Na een paar omwegen lijkt het toch goed te komen qua borstvoeding – ze drinkt zelfs in het magazijn van Dreambaby. Tetradoeken, waar ik op voorhand maar niet echt van begreep waar ze voor dienden, hangen standaard over een schouder of de dichtstbijzijnde stoel. Simon en ik gaan nooit meer een trap op of af zonder een handvol objecten om in de was te doen, in de kast te leggen, weg te gooien of terug te plaatsen. We zeggen nog altijd tegen elkaar dat ze toch prachtig is en zacht en werken haar nu al op de zenuwen.
Ik kijk even rond – een arbeider in fluogeel, een opgeschoten tienerjongen, een zwarte man op leeftijd die diep zucht wanneer zijn telefoon rinkelt – maar ik besef gelukkig op tijd dat het in de buitenwereld niet de bedoeling is om beaat glimlachend lang naar gezichten te staren en ze duizend kusjes te geven. Het is bloedheet op deze bus – of ben ik gewoon veel te warm aangekleed? Het is 6 graden buiten, dat is wel ok voor baby’s, toch? Het vriest niet en ze is goed ingepakt. Ik stuur snel een berichtje: “onderweg”. Dat zijn we, met ons drieën. Al twee weken.