De app op mijn telefoon is er zeker van: het is dag 123. Je zou het niet zeggen. Onder losse hemden en donkere pulls valt mijn buik nog niet op en er worden nog geen workshops Russisch volksdansen georganiseerd achter mijn navel. Elke week tikt bijna achteloos voorbij deze keer. Veel dingen die we vorige keer plat gegoogled hebben, zitten nog in ons hoofd. Alle babyspullen zijn in huis. En we moeten ons niet meer inbeelden hoe het zal zijn, want het is al.
We lezen samen een boek, ‘Hoe laat is het, Muis?‘. Daar zit een klok in met wijzers die ronddraaien. Frances duwt ze eerst tegen de richting in en ik zeg ‘Nee, zo gaat de tijd niet’. Naar goede gewoonte bladert ze als een razende vooruit en ik zeg ‘Wacht, je gaat te snel’. Ze doddert weg op de pantoffeltjes die haar nonkel meebracht uit Marokko, vrolijk taterend en wijzend naar dingen die alleen zij lijkt te zien. Op 1, 2, 3, heet dat dan.
Sneller dan ik het zal beseffen, zijn jullie zijn met 3 onder dit dak. Drie mensen met elk hun schoenen in de kast en hun jassen aan de kapstok. Met hun vaste plaatsen rond de tafel, hun omiskenbare voetstappen op de houten trap en ongetwijfeld hun eigen tempo. Drie mensen die samen op de eerste plaats komen. Misschien toch iets dat ik deze keer kan googlen.