Maandelijks archief: juni 2018

Half

Precies een half jaar geleden lag ik in het ziekenhuis, met een slordige 3 kilo mens in mijn armen. Hondsmoe en toch bleef ik nog urenlang wakker, om te kijken en om tegen andere mensen te zeggen “kijk dan. Ja he? Echt he?”.

Vandaag is dat mensje dubbel zo zwaar. Komt er een eerste half tandje piepen. Zegt ze halve woordjes zoals “Beh” en “dah”. Kan ze half omrollen. Belandt meer dan de helft van haar eten effectief in haar mond. Krijg je haar nooit meer dan half aangekleed voor ze weer iets in haar vuistjes heeft weten te klemmen en probeert weg te wriemelen. Slaapt ze soms de halve nacht bij ons in bed. Sabbelt ze graag op haar halve hand. Heeft ze een half hoofd vol pluizige haartjes (vooraan wil het nog niet zo lukken). Wil ze Achiel graag aaien, maar moet hij niet veel weten van haar halve knijp-greep.

Wij zijn intussen al een half jaar streepje ouder. Ook nog wel onszelf en partner en broer/zus en zoon/dochter en oom/tante en vriend/vriendin en neef/nicht en collega en zo, maar toch ook héél veel ouder. In onze daden en dromen. In wat we doen, hoe, wanneer. Zonder pauze. Alsof iemand elke dag 7 schepjes Nutrilon in onze hersenpan kapt. We doen het niet slecht. Met geduld waarvan we niet wisten dat we het in ons hadden, met opofferingen waarvan we niet wisten dat ze helemaal niet als opofferingen zouden aanvoelen. Met één onuitgesproken regel: het beste voor haar.

36394047_10106112170403592_5595951510304325632_nKijk maar eens. Ze zit gewoon al rechtop in haar hoge stoel met één mollig voetje elegant over het andere, al haar speelgoed op de grond te flikkeren. En er is geen mooier beeld op de wereld dan haar gezicht dat zich in een brede, pure glimlach plooit – omdat ze ziet dat je kijkt, of dat je lacht of zingt of zwaait of gewoon binnenkomt. Wat een cadeau om iemand zo blij te kunnen maken met zo weinig en dat dat dan echoot en jij ook als een idioot zit te grijnzen.

Gelukkige dag, lieve, zachte, grappige, geweldige, om op te vreten flinke schelm van een Grote Liefde van ons. Je beseft niet half hoe groot.

 

 

 

Fluctuat nec mergitur

Het gebeurt niet elke dag dat ik in bed lig te bedenken hoe ik zou reageren op een terroristische aanval of een gijzeling. Maar dat komt ervan wanneer je net voor het slapen kijkt naar de driedelige documentaire “November 13: Fluctuat nec mergitur op Netflix.

Sinds 1358 is dat blijkbaar het motto van Parijs, de unieke, onweerstaanbare stad die in november 2015 opgeschrikt werd door een reeks terreuraanvallen. Er komen tientallen getuigen aan het woord, gewone Parijzenaars wiens leven die avond op een paar minuten tijd voor altijd hertekend werd. Geen blitse montage, geen overdreven gebruik van archiefbeeld: je ziet mensen aan een tafeltje, worstelend met hun emoties, hun best doen om hun herinnering zo accuraat en eerlijk mogelijk weer te geven. De ene kwam er zogezegd zonder kleerscheuren van af, maar draagt in zijn ogen nog altijd de shock van toen. De andere verloor zijn vrouw en de moeder van hun dochter. Het is waanzinnig hoeveel mensenlevens er – op om en bij een uur tijd? – uiteen zijn gescheurd, omdat een handvol mannen dat zo hadden uitgedacht. Het is ontroerend, schokkend, pijnlijk, uiteraard, en één vrouw slaagt er in om me meermaals te laten glimlachen, wat een heldin is me dat. Ze kan verdorie lachen met zichzelf en met de absurditeit van haar situatie.

Ik weet nog precies waar wij die avond waren: op restaurant, in Gramm, centrum Brussel. We zitten te eten met vrienden en rond 22u, 22u30 druppelen de eerste onheilspellende tweets en nieuwsberichten binnen op onze telefoons. We beseffen niet onmiddellijk hoe en wat. Ik had zelfs nooit van de Bataclan gehoord. Mathieu bestelt nog een fles wijn. De cijfers in de tweets beginnen te stijgen: minstens dertig doden. Vijftig. Al zeker zeventig.

Mensen die gewoon een glas dronken, die de werkweek wegspoelden met een collega, die hun vader net nog een filmpje hadden gestuurd van het concert, neergemaaid, “comme des lapins”. Je ziet talloze moedige hulpverleners. Je hoort iemand vertellen dat ze een wildvreemde de hand van een stervende zagen vasthouden, zodat die zijn laatste minuten niet alleen moest doorbrengen en je denkt: juist. We zouden in deze tijden nog vergeten dat we nog gewoon goed voor elkaar kunnen zijn.

Terwijl wij stil en voor een keer niet afgeleid door telefoons en laptops naar de docu kijken ligt onze baby rustig te slapen, voor onze neus. Veel getuigen hebben het over hun kinderen. Die waren gelukkig niet op de plaatsen waar de ontploffingen en schietpartijen plaatsvonden, maar ze waren wel de reden voor veel mensen om vol te houden. Zeker wanneer het vermoeden er was dat de andere partner het misschien niet zou halen. Het woord “orphelin” valt en spookt door mijn hoofd. Ik denk aan de nieuwsbeelden van de afgelopen dagen – de bange, huilende kleuters aan de Amerikaanse grens.

“Als wij ooit…” – “Daar wil ik niet aan denken.” Maar we denken hetzelfde.