Maandelijks archief: april 2020

Extraordinaire

2737907_imgs_1_3

Deze slogan zag ik op de zijkant van het bushokje hangen. Het alledaagse is buitengewoon, dat vat het verrassend goed samen. Bedankt, mij verder onbekend broodmerk. Ik zit niet zo te wachten op slogans deze dagen, maar deze onthou ik.

Niet ver van dat bushokje spreek ik regelmatig af met een vriendin uit de buurt, om ’s avonds, wanneer onze kinderen in bed liggen, een wandeling te maken. Dan praten we over onze dag, onze gezinnen, ons werk, onze families, reizen, boeken en over de vraag of deze crisis nu de ultieme reset wordt die (een deel van) de mensheid alsnog zal redden dan wel de genadeslag die ons allemaal letterlijk zal doen stikken in het kapitalisme. Zo’n dingen. Doet veel deugd.

WOLK

Tijdens onze meest recente ommegang trippelde er een klein wit hondje voorbij, zonder leiband, halsband of angst. Met een bijna journalistieke kennis van zaken zei ik meteen: “Dat is geen straathond, kijk hoe proper die is.” Sarah zei: “Straks loopt die onder een auto, dat wil ik echt niet zien”. Verder hield ze met plezier anderhalve meter afstand. Ik schepte het beestje op en het nestelde zich in mijn armen alsof wij al jaren elke dag naar de krantenwinkel slefferden. Geen scherpe nagels, geen kwijl, geen geblaf. Het levende wolkje keek me vrolijk aan, alsof die crisis gewoon een uit de hand gelopen dagdroom was. “Hoe anti zou Simon zijn?” ging er door mijn hoofd. Maar natuurlijk kwam het nooit zover. Het beestje toonde ons in welk appartementsgebouw we moesten zijn en daar duwden we op de bel van de conciĆ«rge. Klaar.

Even later passeerden we in het park een absurd luide kikker. Toen was het mijn beurt om gefascineerd en vol afgrijzen te blijven staan. Sarah vertelde iets over een loodjesgeweer en ik begon haar ervan te verdenken precies toch niet zo’n mega-dierenvriend te zijn. Maar dat is ok. We hebben nu toch geen wit hondje in huis waarop ge-dogsit zou moeten worden. Ook geen reizen, trouwens.

Ik hoef ook niet op reis, ik wil niets liever dan gewoon een tour de famille te doen deze zomer. Samen op het terras en in de tuin zitten, terwijl de kinderen als levende knutselwerkjes hun laagje zonnecreme volkleven met zand, gras en verrukking. In mijn mooiste zomerherinneringen steek ik ’s avonds laat mijn donkervuile voeten in een emmertje warm zeepwater, buiten op het terras, na een eindeloze dag buiten. Een blauw washandje en verder alleen de rust van een warme dag die langzaam uitademt. Pantoffeltjes aan en dan naar binnen voor een dessertje en wat jaren negentig-tv.

TROMPET

Ik trek me op aan de positieven. Autoluwe straten, bijvoorbeeld. Veel minder vliegtuigen die boven ons hoofd de landing inzetten. Zacht weer (al gaan bij mij ook wel sirenes af als het in april al zo droog en warm is) waardoor we buiten kunnen wandelen, spelen en fietsen. Leuke attenties in onze brievenbus. Begripvolle collega’s. Hulp en vriendelijke gezichten en mooie initiatieven. Een man die er meer dan de moed inhoudt. Kinderen die nog te jong zijn om te piekeren over leercurves, studierichtingen en examens en die overdag nog slapen.

Fran was gisteren “2-jarig”. Toen ze haar pyjamabroek aantrok, die de hele namiddag lekker warm voor het raam had gelegen zei ze “De zon heeft op mijn broek geblaasd”. Toen ik zei dat ik in slaap was gevallen, vroeg ze bezorgd “Uit jouw bed?”. Elke avond beginnen mensen in de buurt om 20u te applaudiseren en muziek te maken en elke avond sakkert ze op de trompettist: “Zo kan Fran niet slapen! Morgen mag jij weer trompet spelen.” En intussen is ze vertrokken met haar loopfietsje, dat we al maanden ostentatief laten rondslingeren in haar buurt. Het is een bitterzoete zegen dat we tantes, nonkels, peters, meters en grootouders onze kleine verwonderingen digitaal kunnen doorsturen. Kijk, hij zit alleen! Kijk, het lukt met haar loopfietsje! Kijk, ze kent weer een nieuwe letter! Er komen hartjes terug, applaus-emoji’s en complimenten. “Het gaat snel”. Het dagelijkse is meer dan ooit buitengewoon.

BRITNEY

Toen ik onlangs aan het joggen was in het park op de tonen van ‘Til the world ends’ van Britney, kreeg ik tranen in mijn ogen. Alles aan de vorige zin maakt duidelijk dat dit geen gewone tijden zijn. Maar zelfs ik besef dat ik in deze omstandigheden gewoon te weinig beweeg om goed te zijn en dus zelfs ik probeer nu wat te sporten. En als Britney zegt ‘Let it happen’ en ik voel me wat emotioneel, dan let ik het happenen. Ik kreeg het allemaal niet goed gerijmd: dat prachtig park, badend in het zonlicht, diertjes die zich meer dan ooit lijken te ontbolsteren nu wij niet meer constant alle ruimte inpakken en vervuilen… vol mensen met bedrukte gezichten in een ontegensprekelijk duistere periode.

Ik zie die Amerikaanse foto voor me: een vrouw met een bordje waarop in hoofdletters SACRIFICE THE WEAK staat. Ik zie de beelden van begrafenissen zonder volk. Ik denk aan de experten die waarschuwen dat er in de winter een tweede golf kan volgen. Aan huiselijk geweld, faillissementen, armoede, totale sociale isolatie, pas bevallen vrouwen die nu geen knuffel kunnen krijgen van hun eigen moeders. Ah, en aan al die oorlogsgebieden en vluchtelingen die niet in rook zijn opgegaan en aan het klimaat, dat misschien iets minder verkeer moet slikken nu maar zeker niet beter beschermd is.

En ik dacht, uiteraard, aan mijn eigen verdriet. Verjaardagen en andere vrolijke mijlpalen die passeren zonder knuffels. Gemis, plain & simple, aan al die evidente familiebezoekjes die nu plots uit den boze zijn. Tijd die gestolen lijkt en die we nooit gaan kunnen inhalen, want onze kinderen gaan niet krimpen (DIT IS GEEN SUGGESTIE VOOR IN JULLIE IDEEENBOX, RARE VIRUSDIEREN) en levens worden niet langer. Enfin, en zo bracht Britneys lied over hoe we de apocalyps tegemoet dansen mij dus aan het huilen. Al had het net zo goed Louis Neefs kunnen zijn.