Ik sta in een zee van wit zand, omringd door trappelende voetjes en ouders die doen alsof ze niet merken dat hun gebroed lichtgewond op de grond ligt te snikken. Mijn nichtje van drie en ik staan midden in de speeltuin. Ze kiest een lange houten krokodil uit, op twee rode veren, en we kruipen er op – tandemgewijs. Als ik even wiebel en het dier zich roert, roept ze meteen dat ik moet stoppen. “Dat ben ik niet! Het is de krokodil.” Ze is er nog mee weg ook. Of ze speelt het spelletje gewoon mee, wie zal het zeggen. Ze stapt af, marcheert naar voor en wendt zich tot het oermonster. “Wat is me dat nu, zeg”. Als een volleerde schooljuf. Hij is tot de orde geroepen, we kunnen verdergaan met zitten.
Vandaag is een inhaaldag. We zien elkaar niet vaak genoeg, zij en ik. Dat besef ik nog maar eens wanneer ze me op een stil moment oprecht vraagt: “Maar tante Fie… waarom ben jij hier nog al-tijd?”. Ik zeg niets en wiebel zachtjes nog eens met mijn poep.
Dat schooljuf aspect baart me steeds meer zorgen 🙂 Laatsts kreeg ik een gelijkaardige “Papa, jij luistert zo goed !” te verwerken. Enige resterende illusie omtrent mijn ouderlijke autoriteit meteen de deur uit. Ik hoopte stiekem dat toch nog te kunnen uitstellen tot de pre-puberteit, maar helaas…